Thursday, January 12, 2006

Hoe het begon

So...

Five minutes after she had sent out the email to everyone, her mobile phone started ringing...

In the old days that would have been the moment in which she would have tried to feel if the mailbox was full so she would have been able to take out the letter and throw it away. She would have bruised her fingers in the process but, hey, who cares at that point!

No, wait.

In the old days her mobile phone wouldn't have rung since there weren't any of those yet. And the letter would have been mercilessly sent to its destination and so it would have been too late anyway.

See?

It's not like the modern media destroys everything more than the oldfashioned media did.

Now you just find out sooner...

Oh, and there's less time to think if you're impulsive.



(LB)




Hoe het begon

Begon het toen ik een jaar of 11 was en dacht veel specialer te zijn dan de rest? Nee, ik denk dat het begon toen ik vele jaren later opeens met grote schrik tot het besef kwam dat iedereen waarschijnlijk hetzelfde dacht. Dit besef weerhield me er niet van op goede dagen stug vol te houden dat de rest van de wereld het natuurlijk mis had maar het leidde er wel toe dat ik een grote angst voor de dood ontwikkelde, en voor banaliteit.

Ik herinner me nog goed dat ik een keer ruzie had met zo ongeveer mijn hele schoolklas omdat het populairste meisje besloten had dat ik er niet meer bij hoorde. Ze stonden met zijn allen aan een kant van de dijk en ik aan de andere en ze keken me allemaal bijzonder giftig aan. Ik voelde me verschrikkelijk in de steek gelaten toen ik me resoluut omdraaide en weg liep, maar eenmaal thuisgekomen nam ik me voor me nooit zoals een schaap te gedragen. Ik minachtte iedereen die daar had gestaan en ben vanaf dat moment altijd op mijn hoede geweest. Ik wist dat je van het ene op het andere moment “uit de gratie” kon raken, wat je ook doet, en ik besloot dat dit me er niet van zou weerhouden altijd mijn mening te geven. Dan maar minder populair. Ik hoef niet te vertellen dat alles de volgende dag weer vergeten leek en dat sterkte me alleen nog maar in mijn besef.

Toen ik jaren later afstudeerde in Italiaanse taal- en letterkunde haastte ik me naar Italië om daar maar naar een baan te zoeken, het maakte me niet zoveel uit wat. Ondanks al mijn goede voornemens was ik doodsbang voor de Nederlandse arbeidsmarkt en vreesde ik dat ik nooit mijn weg zou vinden door dat donkere bos vol blonde mensen met ellenlange CV’s. Ik vond mezelf helemaal niet zo speciaal meer en wist vooral ook niet wat ik precies wilde.

Aangekomen in Bologna kreeg ik dankzij de vader van een goede vriend een lijst internationaal georiënteerde bedrijven om aan te schrijven en werd ik tot mijn grote verbazing binnen een week uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek, bij een modebedrijf nog wel. Verwoed zocht ik, arme net afgestudeerde, wat kleren bij elkaar die me geschikt leken en belde het nummer van het taxibedrijf dat de president van het bedrijf, Signor Ermolli, me gegeven had. Een chique donkerblauwe auto stopte voor mijn appartementje en ik stapte met kloppend hart in. Na vele kronkelweggetjes werd ik afgezet bij een prachtige villa in de heuvels van Bologna. Het leek er zo vredig en stil. Ermolli ontving me in zijn mahoniehouten kantoor en binnen vijf minuten leunde hij naar voren en pakte met boosaardig gekrulde wenkbrauwen (denk Jack Nickelsson) de mouw van mijn colbertje vast: Er ontbrak een knoop. Dit, plus de geruisloze en zombieachtige manier waarop de rest van het personeel zich door de gangen bewoog, had me moeten waarschuwen voor het feit dat dit misschien een bedrijf was met een aparte soort managementstijl. Maar hoe vreemd ik alles ook vond, ik was in Italië en kon niet wachten mijn ouders te vertellen dat ik een baan had gevonden bij een echt bedrijf en nog wel in de mode, tegen alle verwachtingen in. Mijn vader had me immers geen kans gegeven en me gezegd dat ik waarschijnlijk in een bar zou gaan moeten werken, waarop ik natuurlijk uitdagend “nou en?” heb geantwoord. Bovendien werd me meteen verteld dat ik bijna elke maand zou moeten reizen, niet alleen binnen Italië maar ook in en buiten Europa! Dus je begrijpt dat ik me de koningin voelde en die kans zeker niet zou laten liggen.

Op de allereerste werkdag zag ik de villa voor het eerst van de angstaanjagende, spookachtige stilte veranderen in een soort hel. Ik zat aan mijn nieuw verworven bureau nog helemaal niks te doen en wat kennis te maken met mijn nieuwe collega’s. Een van hen was de administratieve hulp, Signor Martelli, een nerveus, dikwijls diep zuchtend klein mannetje met een op en neer springend snorretje die duidelijk homofiel was maar me vertelde getrouwd te zijn. Toen Ermolli opeens begon te schreeuwen keek iedereen naar het plafond (wij zaten op de begane grond, Ermolli had zijn kantoor op de eerste verdieping). Ik keek vooral naar Martelli die lijkbleek met opgeheven handen riep:”Wie moet ie deze keer hebben?!” en wachtte af. Twee minuten later ging de deur van ons kantoor open en daar stond Emanuele, de magazijnjongen en tevens het manusje van alles. Hijgend vertelde hij dat we allemaal met onze prullenbak naar boven moesten komen, naar de hal. Ik keek onder mijn mahoniehouten bureau en, inderdaad, daar stond een overvolle prullenbak (had de werkster die niet geleegd?). Met lood in hun schoenen beklommen Martelli en de andere twee nieuwe collega’s die beneden zaten de brede trappen naar de verdieping boven ons en ik volgde hen met nog lichte tred (ik kon immers niks gedaan hebben, het was mijn eerste werkdag!). Al boven gekomen zag ik alle medewerkers braaf en bang met hun prullenbak in de hal staan en Emanuele in het midden met een vuilniszak. Naast hem stond Ermolli die schreeuwde dat we te slonzig waren om onze eigen prullenbakjes te legen. We dachten toch zeker niet dat we daar te goed voor waren? Een voor een moesten we ons prullenbakje legen in de vuilniszak en Emanuele kreeg complimenten dat hij deze belangrijke taak zo goed coördineerde.....

Vele momenten van dien aard volgden maar ik vergat ze een beetje toen ik tien dagen naar New York mocht, in mijn eentje, om de nieuwe leercollectie samen met onze agenten aldaar te presenteren aan alle klanten, grotendeels modeontwerpers, sommigen beroemd, anderen beginnend en werkzaam in donkere keldertjes vol stof en vreemdsoortige schoenen en tasjes. In het weekend slenterde ik alleen door New York en voelde me wederom de koningin. Orders voor leermonsters vlogen binnen en terug in Bologna was het wachten op de productie. Helaas was het vaak zo dat de productieorders door de fabriek in Sicilië niet op tijd verstuurd werden en dan was het fluiten naar de winst...

Ik vergeet ook nooit het hilarische moment dat ik bij Moschino in Milaan over de rode loper struikelde en languit over de trap viel. Ik weet nog steeds niet of de receptionist het gezien heeft!

Het avontuur eindigde ongeveer een jaar later. De zaken gingen steeds slechter (het bedrijf maakte fantasie, veel prints, de mode was hoofdzakelijk zwart en bruin, zonder enig dessin en Ermolli wenste zich niet aan te passen) en onze Amerikaanse agent een ambitieus, volks meisje aannam dat niet eens foutloos haar eigen taal kon spellen. Ze schreef “accept” terwijl ze “except” bedoelde, of vice versa, dat weet ik niet meer. Ik kreeg in ieder geval een conflict met haar en op een dag trilde de Bolognese villa weer eens in haar voegen. Martelli hief zijn handen ten hemel maar dit keer had hij niks te vrezen: Het ging om mij. Ermolli riep me naar boven en verkondigde dat ik mijn ontslag moest indienen omdat ze me aangenomen hadden omdat ik Italiaans en Engels sprak maar dat dit zeker niet het geval was. Nu was ik over een aantal dingen onzeker (bijvoorbeeld mijn kennis over leer – niemand heeft mij ooit iets over leer geleerd, ik moest het vooral verkopen en volgens Ermolli en zijn zakenpartner Gamberi maakt het niet uit of je nu leer of aardappelen verkocht) maar ik wist in ieder geval zeker dat er met mijn Engels en Italiaans niks mis was. Ik had dan ook geen enkel verlangen om tegen deze tiran zijn aantijgingen in te gaan. Toen hij zag dat ik nog niet kwaad genoeg was begon hij maar over mijn gebrek aan communicatievaardigheden. Dit illustreerde hij op de volgende manier: Men neme een potlood, men gooie het tegen L. haar borst aan en men zegge: “Zie je, communicatie betekent het stokje doorgeven, zoals in een estafetterace, maar wat jij doet is het stokje gooien in plaats van netjes aangeven”. Interessant. Jammer dat ik dit alles natuurlijk niet kon volgen want ik sprak immers geen Italiaans..

Goed, ik nam die dag ontslag, nadat ik me had laten informeren over mijn rechten en achterstallige betalingen. Het enige lichtpuntje was dat ik net het oude witte Ford Fiestaatje van mijn moeder had laten overkomen uit Nederland, dus in plaats van te wachten op een collega die me een lift kon geven kon ik waardig in mijn eentje wegrijden. Uit de parkeerplaats, over het knisperende kiezelpad, door het roestige hek, uit de heuvels, de stad in.


(LB)









No comments: