
Nooit heb ik naar het schilderij gekeken met mezelf in gedachten.
Tot nu toe.
Soms zie ik mezelf lopen en hoor ik mezelf praten. Wanneer ik mezelf dan zo zie voel ik dat de gekunsteldheid er vanaf druipt. Vorige week zei iemand, in een zwakke poging me te verleiden, dat ik mysterieus ben. Dat ik een muur om mezelf heb heen gebouwd. Hij zei dat hij zich afvroeg wie ik werkelijk was en of er veel mensen zijn die me werkelijk goed kennen. Hij vroeg me ook te bedenken hoeveel van mijn vrienden me zouden komen ophalen als ik midden in de nacht vanuit Groningen belde dat ik ze nodig had. “Zeg het nu! Aarzel niet! Hoeveel mensen?”.
Mona Lisa houdt haar handen zedig over elkaar gekruist. Haar vage glimlach wil misschien ook zedelijkheid suggereren maar roept daarentegen mysterie, twijfel en erotiek op. Als ik een muur om me heen heb gebouwd, wie gaat me helpen om hem af te breken? Of heb ik daar helemaal niemand voor nodig, kan ik dat het beste helemaal zelf doen? En wil ik die muur wel afbreken?
Zoveel vragen. Mijn hele leven heb ik altijd vragen gehad, de een na de ander, en vaak begonnen ze met “waarom”. Zelfs al wist ik de antwoorden (ze openbaren zich nooit fluisterend, maar schreeuwend) ging ik door met vragen stellen; ga ik door met vragen stellen, nog steeds, op mijn drieëndertigste. Ik stel vragen aan mezelf, aan anderen en aan de wereld. Mijn motto is “Ik geef nooit op; ik krijg wat ik wil of ik verander van gedachten.” Ik geef niet op, zelfs al krijsen de stemmen met scherpe staccato dat ik op moet geven. Met starre wilskracht en misplaatste romantiek volg ik het kromme pad en zelfs als ik het rechte pad volg, blijkt dat ook nog krom te zijn. Later kan ik dan tenminste zeggen dat het mijn eigen schuld is geweest. De macht in eigen handen. De onmacht in eigen handen.
Voor mij als moderne zelfstandige vrouw is het maar wat belangrijk om alles in eigen hand te hebben, zeg ik. In werkelijkheid laat ik al sinds een heleboel maanden het lot, andere mensen dus, mijn leven voor me bepalen. Ik leun passief achterover en beklaag me en geef de schuld aan mijn scheiding. Maar waarvan is de scheiding het gevolg? Van het volgen van het kromme rechte pad, tegen beter weten in. De vraag of ik kromme of rechte de paden volg (is het goed of is het fout wat ik doe) verwart me. Achter de Mona Lisa van Da Vinci prijkt een idyllisch landschap met kronkelende paadjes. Wat is er mis met het volgen van een kronkelend paadje? Niks toch? Het paadje leidt toch naar een rivier? Bij de rivier kan ik mijn dorst lessen.
Dante zei dat er wel iets mis was en liet zichzelf in de hel belanden voor het volgen van het kromme pad:”Nel mezzo del cammin di nostra vita mi ritrovai per una selva oscura, che la diritta via era smarrita”. De letterlijke vertaling zou zijn:”In het midden van ons leven bevond ik me in een donker woud, omdat de rechte weg verloren was”. Vreemd is dat Dante “ons leven” zegt. Het is toch ieder voor zich? Het is toch “mijn leven”?
Misschien ligt daar het antwoord. Al sinds mensenheugenis proberen we het leven te leiden dat anderen van ons verwachten. Je gaat naar school, gaat studeren, vindt een baan, een man en krijgt een kind. Nee, minstens twee kinderen zal je krijgen anders is het zo zielig voor die ene. Als je levensloop iets afwijkt van dit script is er iets mis. We moeten ons leven leiden, alleman’s leven leiden.
Sorry Dante, maar totdat ik ontdek welk leven ik wil leiden ga ik geen enkel script meer volgen, heb ik gezegd.
Kijk, hier maak je een fout, Mona Liza, want zonder script kom je nergens. Het script dat je volgt hoeft niet het script te zijn wat iedereen zegt dat je moet volgen maar het kan een script zijn dat je voor jezelf schrijft of in ieder geval een leiddraad, misschien met een paar regels. De grondregel zou moeten zijn: Als je niet gelukkig bent moet er iets veranderen. Nee. Als je niet gelukkig bent moet je iets veranderen.
(LB, April 2005)